10 oude denkproblemen en paradoxen
De antieke wereld gaf de mensheid enkele van haar meest briljante denkers en filosofen. Van Socrates en Aristoteles tot meester Kung-sun Lung, ze veranderden voor altijd de manier waarop we naar de wereld kijken. Sommigen van hen brachten denkproblemen en paradoxale situaties met zich mee waar we meer dan 2000 jaar later nog steeds over nadenken. In deze lijst geven we enkele mogelijke denkpistes mee of manieren waarop wij naar deze paradoxen kijken. Daar is niet lang bij nagedacht dus misschien gaan we te snel over sommige denkproblemen heen. Laat gerust weten in de comments hoe jij denkt over sommige van deze paradoxen. De paradoxen in deze lijst zijn al duizenden jaren oud en over de meeste is er nog altijd gezonde discussie. Volgens ons geeft bij sommige van deze paradoxen de moderne wetenschap al een richting aan van hoe je de paradox kan benaderen.
10. De zwevende man
Islamitisch arts en filosoof Ibn Sina (ook bekend als Avicenna) schreef uitgebreid over onder meer de ziel en het intellect. Zijn werk vormde eeuwenlang na zijn dood in de 11e eeuw de basis voor de Europese filosofie. In Sina’s werk over het concept van zelf en zelfidentiteit, stelde hij een vraag die bekend is geworden als De Vliegende Man of De Zwevende Man: een man wordt gecreëerd zwevend in de lucht of in een substantie die hem volledig isoleert van fysieke gevoelens. Zijn armen en benen raken elkaar of iets anders niet. Zijn ogen zijn altijd gesloten, het is volkomen stil en hij krijgt geen enkele zintuiglijke input. Herkent hij nog steeds zijn bestaan en het concept van het zelf zonder zich bewust te zijn van het bestaan van een fysieke vorm? Wat betekent dat voor het idee van een onafhankelijke, onsterfelijke ziel?
Volgens ons kan je deze vraag een beetje feitelijk beginnen benaderen door bijvoorbeeld eens te kijken naar gedocumenteerde gevallen van kinderen die bijna volledig geïsoleerd zijn opgegroeid. De vraag gaat hier natuurlijk veel en veel verder en gaat over totale isolatie en een totaal gebrek aan fysieke gewaarwordingen. Maar een mens wordt gevormd door op te groeien als baby en bestaat niet plots als volwassene met gevormde hersenen, wat deze vraag eigenlijk onmogelijk te beantwoorden maakt naar ons gevoel.
Je hebt mensen die hun eigen lichaam niet meer ‘voelen’ als een object in de realiteit. Dat is een probleem in de hersenen dat plots kan ontstaan (kan bij een ongeluk bijvoorbeeld). Wij voelen altijd iets van ons lichaam (de zwaarte van onze benen etc). Mensen die zichzelf niet meer voelen verliezen alle lust en zin om te leven en plegen heel vaak zelfmoord na een paar maand of zo. Dat lijkt echt wel essentieel voor een mens. Wij moeten op zijn minst onszelf kunnen voelen. Ook die feitelijke waarneming door psychiaters geeft aan hoe je deze paradox kan benaderen.
9. Meno’s paradox
Meno’s Paradox is genoemd naar een leerling van Socrates. Socrates was beroemd om zijn onderzoek naar de ideeën van onwetendheid, maar het was Meno die de paradox ontwikkelde die het probleem tussen de twee definieerde. De paradox stelt dat niets kan worden geleerd door vragen te stellen. Als iemand het antwoord al weet, heeft het geen zin om te vragen. Als ze het antwoord niet weten of niet weten waarnaar ze op zoek zijn, heeft het geen zin om te vragen, omdat ze het juiste antwoord of zelfs de informatie waarnaar ze zoeken niet zouden kunnen herkennen. De aard van onderzoek maakt het zinloos en onnodig, zo niet ronduit onmogelijk.
De paradox valt uit elkaar zegt men soms als je bedenkt dat de meeste mensen in verschillende staten van gedeeltelijke onwetendheid leven en net genoeg informatie weten om in de goede richting te worden geleid, b.v. woorden opzoeken in een woordenboek.
Plato en zijn leermeester Socrates geloofden dat alle kennis eigenlijk al aanwezig is in mensen en zelfs op een abstract niveau buiten mensen bestaat en dat je dus door enkel open vragen te stellen aan mensen ze naar het juiste antwoord kon leiden. Alle kennis zat dus al in mensen. De leerling van Socrates voelde terecht aan dat dit feitelijk niet juist is of toch dat er precies een probleem is met deze denkwijze.
Plato en Socrates zijn nog altijd heel grote namen in de filosofie maar hier zaten ze gewoonweg helemaal fout. Mensen moeten dingen leren. Kennis zit niet vooraf in een mens. Een mens heeft wel het vermogen om logisch te redeneren. Maar je kan je de vraag stellen of mensen uit verschillende culturen niet geleerd hebben op verschillende manieren te redeneren. Bij dieren begint men (sommigen) te denken (geloven) dat sommige instincten voorgeprogrammeerd kunnen zitten in de soort. Dat betekent dan dat sommige instinctieve reacties (eigenlijk dus kennis) op een genetisch niveau al aanwezig zitten in het dna en als voorgeprogrammeerde verbindingen en structuren later in de hersenen. Bij mensen heb je (oudere) structuren en gebieden in de hersenen met een bepaalde functie, bijvoorbeeld gebieden waar op een elementair niveau emoties gereguleerd worden. Je kan daar zoeken naar ‘kennis’ die al bij de geboorte (soms na het groeien van de hersenen misschien) al aanwezig is bij mensen. Dat denk ik daar over. Juister: heb ik daarover gelezen.
Ik heb bekende filosofen die Plato bewonderen nog nooit horen zeggen dat Plato dingen heeft gezegd die we nu heel duidelijk als onjuist beschouwen. Wel dat je Plato in zijn tijd moet zien. Plato en Socrates geloofden bijvoorbeeld dat er voor alle (filosofische) vragen maar 1 juist antwoord bestaat. Dan bestaat filosofie zoals we dat nu definiëren niet. Ik hou niet echt van Plato (maar ik heb in mijn jeugd dan ook wat van Nietzsche gelezen en die houdt ook niet zo van Plato). Ik ben het nu vaak oneens met Nietzsche maar Nietzsche moet je in zijn tijd bekijken en dat doen veel filosofen die erg van Plato houden en niet van Nietzsche precies niet. Nietzsche leefde in een eerder romantische periode en Nietzsche hield van hoe de (aristocratische) Romeinen het leven lijken gezien te hebben. Het opkomende christendom bekeek de dingen heel duidelijk op een andere manier. Nietzsche hield niet van het christendom. Nietzsche hield dus ook niet van Plato. Er is zelfs een link tussen Plato en het beginnende christendom. Beiden geloofden in absolute waarheden, ook over goed en kwaad. Nietzsche niet. Die hield niet van die manier van denken. Nietzsche hield bijvoorbeeld ook niet echt van hoe hij de Engelsen dacht te kunnen inschatten denk ik, maar dat weet ik niet meer juist. Hij dacht dus precies wel dat je in absolute termen over een heel volk kon praten of over een natie of cultuur, maar dus niet over goed of kwaad. Hij sprak ook in absolute termen over christenen.
Nietzsche hield ook niet van mensen met een zwakke maag en/of darmen. Dan kon je niet goed nadenken. Toen ik Nietzsche las in mijn jeugd had ik vaak last van mijn maag en/of darmen. Gelukkig is dat geen voorgeprogrammeerde eigenschap van een mens. Ik heb daar nu bijna geen last meer van. Volgens Nietzsche moet ik nu dus beter kunnen nadenken. Ik weet niet of dat klopt. Nu geloof ik nog veel meer dan in mijn jeugd dat Nietzsche vaak fout zat maar het blijft een geweldige denker en schrijver.
8. De kosmische rand
In de vijfde eeuw voor Christus stelde filosoof en soldaat Archytas een schijnbaar eenvoudige vraag. Hij vroeg: “Wat gebeurt er met een speer wanneer deze over de buitenste grens van het universum wordt geslingerd? Kaatst de speer terug of verdwijnt hij van deze wereld?” Latere filosofen, waaronder Lucretius de epicurist, zouden de vraag van Archytas aanhalen toen ze hun eigen argumenten formuleerden voor een eindeloos, oneindig universum.
Lucretius stelt dat er maar twee mogelijke antwoorden kunnen zijn: een oneindig universum of een soort grens. Anderen hebben het raadsel verduidelijkt en gezegd dat hoe ondenkbaar een oneindig universum ook is, het ondenkbaarder is om je voor te stellen dat je aan de rand ervan staat en reikt tot in het niet-bestaan. Een speer die terugbotst is al helemaal ondenkbaar en dus het idee van een echte fysieke rand precies ook.
In onze huidige tijd zou je eerst eens kunnen checken hoe de gemiddelde astronoom reageert op deze paradox. Wij hebben al een ander idee over het universum dan de oude Grieken. Er is bijvoorbeeld de theorie van de oerknal en de feitelijke waarneming dat het universum momenteel uitbreidt.
7. De kip of het ei?
Een raadsel waar filosofen en wetenschappers al eeuwen mee bezig zijn, de vraag of de kip of het ei eerst kwam, werd opgetekend door de Griekse historicus Mestrius Plutarchus. Toen hij in zijn essaybundel een hele sectie aan de vraag wijdde, was het al een bekend dilemma, en hij poneerde het idee dat het verre van alleen maar over eieren en kippen ging. Het dilemma kan aan de hele schepping worden voorgelegd.
Aristoteles nam een zeer praktische benadering om het antwoord te achterhalen. Embryologie was toen al eeuwenlang bestudeerd, maar hij onderzocht kippeneieren in verschillende stadia van ontwikkeling om de groei van embryo’s in kaart te brengen. Uiteindelijk besloot hij dat geen van beide eerst kwam, omdat het ei niet zou kunnen bestaan zonder de kip en de kip niet zonder het ei.
Naar onze mening kan je deze paradox alleen benaderen vanuit de evolutietheorie en dan is er helemaal geen paradox meer. Dinosaurussen leggen eieren. Uit dinosaurussen evolueren vogels en uit vogels kippen. Iedereen in dat lijstje legt altijd maar eieren dus het ei komt altijd voor de kip. Bij de mens kan je denken dat je deze paradox niet kan formuleren als bij een kip, maar dat klopt niet. Je hebt mensapen die baby’s hebben en uiteindelijk heb je iets dat je een mens noemt maar er worden altijd baby’s voortgebracht. De vraag is dan eigenlijk op welk moment je niet meer van een mensaap spreekt maar wel van een mens. Je hebt niet een mensaap die plots een mensenbaby heeft omdat soorten geleidelijk ontstaan. Als je het zo bekijkt is de vraag van het kip of het ei ook de vraag van de (al dan niet menselijke) baby en de mens en gaat de vraag van de kip en het ei inderdaad over alle dieren en dus ook over de mens. Zo gedacht kan je de vraag stellen: wat was er eerst: een mensenbaby of een mens, en die vraag is dezelfde als die van de kip en het ei. Een baby is een ei zonder schaal. Maar als de vraag universeel is is er zeker maar 1 antwoord nu, namelijk de evolutietheorie.
De oude Grieken hadden geen notie van soorten die veranderen in andere soorten al is het beter om te zeggen dat wij nergens een tekst hebben gevonden van een Griek die een gelijkaardig idee formuleerde. Voor de Grieken was deze paradox echt enorm groot want zij konden niet verklaren hoe een soort (plots) kon ontstaan. Wij hebben een theorie daarvoor: de evolutietheorie. Vandaar dat wij de theorie van Adam en Eva en God niet nodig hebben. Sommigen geloven dat God alle soorten plots heeft gemaakt en dat er geen evolutie is. Het is dan aan God om eerst de kip of het ei te maken. Ook dat kan je dan nog niet weten of je moet weten wat God ooit heeft beslist daarover. Mijn leraar godsdienst heeft ongetwijfeld het verhaal van Adam en Eva verteld maar het kan goed zijn dat die geen probleem had met de evolutietheorie maar nog altijd geloofde in een scheppende God. Sommigen lijken niet te beseffen dat ook het christelijk geloof evolueert. Als je alle wetenschap aanvaardt kan je nog altijd geloven in een scheppende God, bij de oerknal bijvoorbeeld. De oerknal is een heel rare constructie. Poef en alles begint plots. Zelfs de tijd begint dan.
Je hebt bijvoorbeeld ook genetische mutaties zoals bij de Belgische Blauwe waarbij een koe in Wallonië een baby had met plots heel andere eigenschappen (veel meer spieren). Het ei van een vogel die een voorouder is van de kip is kan dus een vogel bevatten die plots veel meer eigenschappen van een kip heeft. In die zin komt het ei inderdaad voor de kip, hoe je het ook wilt bekijken. De definitie van wat een kip is is niet absoluut maar evolueert ook. Kippen kunnen evolueren en binnen 200 jaar kan de definitie van een kip al anders zijn dan nu. Een nieuwe kip komt voort uit het ei van een oude kip. Je kan zelfs zeggen dat elke kip een oude kip is en een ei legt waarin een nieuwe kip zit. Net als bij de mens. Het enige wat zeker is in deze wereld is dat alles altijd verandert, zelfs kippen en dus ook mensen. Op een gegeven moment zijn er geen kippen meer maar iets anders. De onmiddellijke opvolger van de kip zal nog altijd eieren leggen. Eieren leggen is een voortplantingsmechanisme dat veel soorten gemeenschappelijk hebben, onder andere vogels en kippen.
Ik denk dat deze paradox al honderden of duizenden keer of veel meer op deze manier moet bekeken zijn. Ik heb het boek van Darwin gelezen over de evolutietheorie en daar staat alles wat ik hier zeg gewoon in. Ik moest daar dus niet hard over nadenken. Ik heb dat gewoon gelezen in een boek en op school hebben ze daar ook iets over verteld.
6. De plank van Carneades
Carneades was een Griekse geleerde geboren in Cyrene rond 214 voor Christus. Tegen de tijd dat hij de belangen van Athene in Rome vertegenwoordigde, schreef hij ook uitgebreid over de ideeën van rechtvaardigheid. Hij is degene die gewoonlijk het plankraadsel heeft ontwikkeld (hoewel het oorspronkelijk door een van zijn tijdgenoten zou kunnen zijn geformuleerd). Het scenario beschrijft twee schipbreukelingen die op zee verloren zijn gegaan. Het enige dat nog van hun schip over is, is een enkele houten plank. Ze zwemmen er allebei naar toe, wetende dat het hun enige overlevingskans is.
In de ene versie bereiken ze tegelijkertijd de plank. De ene man duwt de andere weg en redt zichzelf. In de andere versie zit de ene man op de plank, terwijl de andere hem van zich af duwt en hem verdrinkt om zichzelf te redden. Hoe dan ook, de persoon op de plank wordt uiteindelijk gered. Kan hij worden berecht voor het nemen van een ander menselijk leven om zijn eigen leven te redden, of is noodzaak een geldig excuus?
Je zou kunnen zeggen dat dit een ethische vraag is en dat er geen ‘juist’ antwoord is hier. Toen de Titanic verging kan je zeggen dat sommigen in de reddingsboten hun plaats hebben ingenomen ten koste van anderen. In het verleden moesten (krijgs)gevangen soms tegen elkaar vechten tot de dood en dan was de winnaar vrij. Ik heb denk ik nooit gelezen heb dat er in zo’n situatie niet gevochten werd, zelfs tussen vrienden. Als tenminste één van de gevangenen denkt dat hij een grotere kans heeft om te winnen is het gevecht al snel begonnen lijkt me. Ook als het duidelijk is dat ze anders allebei worden gedood. Als ze vechten overleeft er toch één iemand. In zo’n geval lijkt het dus inderdaad ieder voor zich en dan zal normaal gezien de sterkste en/of slimste winnen. Je kan volgens mij argumenteren dat er in zo’n situatie geen schuld is en dus ook geen straf. Als er ooit een gelijkaardig dilemma voor de rechter komt denk ik dus ook dat er inderdaad een vrijspraak zou zijn. Misschien vind je ook zo’n uitspraken als je de geschiedenis van de rechtspraak er op naleest. Nu én verder terug.
5. Chrysippus’ Paradox
De stoïcijnse filosoof Chrysippus schreef uitgebreid over het bestaan van deugden en kenmerken in een enkel lichaam om het zelf te vormen. Hij stelde het bizarre geval van Dion en Theon voor om het idee te illustreren van wat het ‘zelf’ is: neem een persoon, zegt de paradox, en noem hem Dion. Neem dezelfde persoon en wijs de naam Theon toe aan elk deel van hem, behalve één voet. Snijd de voet af om ze identiek te maken. (wat?) Aangezien twee mensen niet tegelijkertijd in dezelfde ruimte kunnen wonen, moet een van hen sterven met het verwijderen van de voet. (hoe precies?) Chrysippus stelt dat Theon sterft terwijl Dion leeft, omdat Theon niet iets kan verliezen dat hij nooit heeft gehad en dus ophoudt te bestaan. Hoewel de stoïcijnse school het in het algemeen met deze analyse eens was, voerde de academische Philo aan dat het Theon was die zou overleven. Zijn argument was dat, aangezien Theon niets te verliezen zou hebben, hij ongedeerd aan het incident zou ontsnappen en Dion zou omkomen.
Dit lijkt me zo’n theoretische en abstracte constructie dat naar mijn gevoel een antwoord zo goed als betekenisloos wordt. Als iemand het gevoel heeft dat dit wel een zinvolle paradox is mag je uiteraard altijd een reactie nalaten in de comments en dan wil ik daar wel eens over nadenken.
Misschien is er een probleem met de vertaling en lijkt de paradox nog groter dan die oorspronkelijk bedoeld was.
Op de foto zie je tweelingen met een verschillende huidskleur.
4. De debiteurenparadox
In de vijfde eeuw voor Christus schreef Epicharmus van Syracuse enkele van de vroege Griekse komedies. In een daarvan plaatste hij een scène die humoristisch bedoeld was, maar die uiteindelijk een heel debat uitlokte over de aard van het zelf: een personage heeft geld geleend van een ander en kan hem niet terugbetalen. De lener vraagt de geldschieter of hij een aantal kiezelstenen heeft en voegt nog een steen toe of neemt er een weg, als hij hetzelfde aantal heeft.
Als de geldschieter ‘Nee’ zegt, stelt de lener dat aangezien de mensheid altijd groeit en verandert, hij niet langer dezelfde persoon is als diegene die het geld heeft geleend en dat hij het dus niet hoeft terug te betalen. Het verhaal gaat verder met de geldschieter die de lener een flinke pak slaag geeft en vervolgens beweert dat hij niet langer dezelfde persoon is dan diegene die de lener in elkaar heeft geslagen en dus niet verantwoordelijk is voor dat pak slaag.
Deze paradox kan naar mijn gevoel inderdaad perfect eens aan bod komen in Jiskefet of zo. Met pak slaag erbij.
Mensen evolueren inderdaad maar als je voor de rechter staat moet je daar niet mee afkomen. Als er wordt nagedacht over strafvermindering in de gevangenis wordt er wel rekening gehouden met hoe je als persoon bent geëvolueerd. Een gevangene vertelt dan bijvoorbeeld dat hij nu heel goed beseft dat hij vroeger fout zat maar dat hij verandert is als mens. Daar houdt men rekening mee. Soms gelooft men niet van iemand dat hij of zij oprecht is als zoiets wordt gezegd. Mensen die over zo’n beslissingen nadenken doen dit naar eer en geweten kan je verwachten.
Ik heb eens gelezen dat er een significant en statistisch verschil is tussen de uitspraken bij zo’n zaken naar gelang van hoe lang het geleden is dat iemand gegeten heeft. Je hebt statistisch gezien meer kans op een gunstige uitspraak als de persoon die je beoordeeld net goed gegeten heeft dacht ik. Als je zaak voorkomt kan je dus maar beter hopen dat de mensen die je zaak beoordelen nog maar onlangs deftig gegeten hebben. Mensen zitten zo blijkbaar en feitelijk in elkaar. Dus ook jij en ik, niet enkel de mensen die zo’n oordelen moeten uitspreken. Misschien geldt dat ook voor rechters. Heb je dat dus ook als je zaak voorkomt.
3. Een wit paard is geen paard
Deze observatie komt van de Chinese filosoof Meester Kung-sun Lung en zijn verhandeling over het witte paard, geschreven rond 250 voor Christus. Men zegt dat die uitspraak niet zo eenvoudig is als die lijkt. Het argument stelt eenvoudigweg dat een wit paard geen paard is, en het heeft talloze argumenten voortgebracht over de aard van taal en logica. Mensen debatteren al meer dan 2000 jaar over de logica van de verklaring, maar een van de basisargumenten is dat aangezien “paard” de vorm van het beest definieert en “wit” verwijst naar een kleur, “paard” kleurneutraal is en niet hetzelfde kan zijn als een “wit paard”. Niemand zou zeggen dat een “wit paard” en een “geel paard” hetzelfde zijn, en aangezien “paard” en “wit paard” niet altijd naar exact dezelfde dingen verwijzen, zijn ze niet gelijk. Daarom is een wit paard geen paard.
Of je deze vraag in het Chinees of Nederlands formuleert lijkt eigenlijk niet uit te maken en dat klopt als je het op een abstracte manier bekijkt (maar dan bestaat er kennis los van taal). Maar het gaat hier wel over taal en dan zijn er zo’n grote verschillen tussen het Nederlands en het Chinees dat het naar mijn gevoel zou kunnen dat deze paradox nog groter lijkt in het Chinees maar dat weet ik niet want ik spreek geen Chinees.
Los daarvan doet deze paradox mij denken aan Plato (Socrates). Tweeduizend jaar geleden leefde sterk het idee dat abstracte begrippen als tafel, stoel of paard bijna als realiteit bestonden buiten de (individuele) mens om. Voor mij kan je als antwoord op deze paradox perfect zeggen dat een wit paard gewoon een paard is. Je zou kunnen zeggen dat de kleuren van een paard feitelijk beperkt zijn. Maar als er ooit een paars paard wordt gekweekt is dat ook gewoon een paard naar mijn gevoel. De kleur van het dier zit dus blijkbaar en feitelijk inderdaad niet in het abstracte begrip ‘paard’ in het gewone taalgebruik. Meester Kung-sun Lung heeft dus gelijk als hij zegt dat het begrip paard kleurneutraal is.
Het is niet evident trouwens om een paars paard te kweken. Met honden wordt heel veel gekweekt en daar is het heel duidelijk dat je niet eenvoudig buiten de gangbare kleuren kan gaan. Als er een manier wordt gevonden om dieren makkelijk een ander kleurtje te geven dan zal Wikipedia misschien niet meer op dezelfde manier vermelden dat paarden bestaan in die en die mogelijke kleuren. Misschien staat er dan ‘nu’ of ‘ze kunnen momenteel in die en die kleuren gekweekt worden maar waren oorspronkelijk die en die kleur’.
Het feitelijk gebruik van het woord is voor mij de maatstaf en een woordenboek geeft normaal gezien de uitleg van wat een woord in een taal betekent. Natuurlijk: als je nog nooit een paard hebt gezien helpt een woordenboek niet echt. Een kind dat opgroeit leert wat het woord ‘paard’ betekent door tekeningen, foto’s en het zien van een echt paard natuurlijk. In de hersenen van een kind of volwassene krijgt het woord paard invulling door een mix van visuele kenmerken, het woord paard en de relatie van dat woord met andere woorden, misschien bij sommigen zelfs een geur en een emotie of een bepaalde herinnering, etc. Sommigen zien misschien direct de kenmerkende contour van een paard of een echt beeld van een paard, anderen niet. Als je zelf een paard hebt lijkt het me logisch dat het beeld van je favoriete paard bij je opkomt bij het woord paard.
Het woord paard bestaat in de hersenen van een mens dus precies niet enkel als een abstract begrip. Filosofen en denkers denken vaak in abstracte begrippen. In de westerse filosofie speelt Plato nog altijd een erg grote rol, zelfs na meer dan 2000 jaar. Het gezonde boerenverstand gaat bijvoorbeeld veel meer uit van hoe een woord in de realiteit wordt gebruikt. Dat lijkt mij een heel zinvolle benadering en dan is er geen paradox. Misschien zeggen sommigen dat je de paradox dan niet begrijpt maar dat hoeft niet zo te zijn volgens mij.
2. De paradox van een gierstkorrel
Zeno van Elea was een filosoof uit het Griekenland van de vijfde eeuw voor Christus, en hij stond bekend om zijn paradoxen. Hij ontwikkelde de paradox van de gierstkorrel, maar gaf er nooit zijn eigen gedachten over, en liet de observatie gewoon over aan de rest van de wereld om er over te discussiëren: wanneer een schepel gierst valt, maakt dat heel duidelijk een geluid. Maar wanneer een enkele gierstkorrel valt, is er geen geluid.
Hoe kan een schepel gierst geluid maken als geen van de afzonderlijke delen dat doet? De paradox is op verschillende manieren geïnterpreteerd. De een stelt simpelweg dat er niets mis is met delen die andere eigenschappen hebben dan het geheel, terwijl een ander stelt dat de enkele korrel wel geluid maakt; we kunnen het gewoon niet horen. Met deze interpretatie zegt men wordt het een les in hoe we niet per se ons eigen gehoor moeten vertrouwen.
Ook hier is er naar mijn gevoel een duidelijk antwoord mogelijk. Een enkele korrel maakt wel geluid. Meer korrels maken sowieso meer geluid. Je hebt de som van alle geluiden van elke korrel maar eigenlijk nog veel meer dan dat. Hoe meer korrels hoe meer mogelijke botsingen tussen korrels bijvoorbeeld. 100 vallende korrels die eerst samenzitten in een beker maken (veel) meer geluid dan enkel het geluid van één vallende korrel maal honderd lijkt mij. Hoe je ze gooit of laat vallen speelt ook een rol bij het geluid dat je hoort. De observatie dat een enkele vallende korrel geen geluid maakt klopt natuurlijk niet. Tegenwoordig bestaan er apparaten die perfect kunnen zeggen hoe luid dit is in decibels voor een korrel die valt van een bepaalde hoogte met een bepaald gewicht en van een bepaalde vorm en op een bepaalde ondergrond. Je zou dat 50 keer kunnen meten en dan het gemiddelde nemen.
Ik denk dat 100 vallende korrels meer geluid maken dan 1 vallende korrel maal honderd. Kan je eigenlijk zomaar een geluid in decibels maal honderd doen? Je kan gewoon het geluid meten dat honderd vallende korrels maken en dat vergelijken met het geluid van 1 vallende korrel. Je moet daar eigenlijk niet meer over nadenken. Meten is weten. Je leest dat gewoon af van een apparaat tegenwoordig. Dat is dus precies geen filosofische vraag of paradox meer. Naar mijn gevoel is dit zelfs nooit een paradox geweest. Een vallende korrel maakt wel geluid dus de vraag of paradox klopte niet.
1. Epicurische paradox of het probleem van het kwaad
Epicurisme is een denkrichting die het streven naar rust en vrijheid van pijn en ongemak leert, maar de belangrijkste denkers hebben zich ook verdiept in de problemen die ze met religie zagen. Epicurus en zijn studenten schilderden hun idee van God (of goden) af als staande in een soort van losse verhouding ten opzichte van menselijke aangelegenheden, en ze ontwikkelden ook de epicurische paradox.
De paradox staat ook bekend als het probleem van het kwaad, en er staat dat als God almachtig is, hij in staat zou moeten zijn om al het kwaad in de wereld te verslaan. Aangezien het kwaad in de wereld bestaat, heeft hij ervoor gekozen het niet te verslaan of kan hij het niet verslaan. Dat maakt God ofwel niet zo machtig als beweerd wordt, ofwel een kwaadaardig wezen dat absoluut geen probleem heeft met de aanwezigheid van het kwaad in de wereld. Voor Epicurus is de enige rationele verklaring dat er niet zoiets bestaat als een almachtige, altijd aanwezige, welwillende God.
Christenen geven als antwoord op deze paradox soms de repliek dat de wegen van god voor de mens ondoorgrondelijk zijn. Een mens heeft zo geen idee van hoe of wat god is en wat het kwade bijvoorbeeld betekent en wat daar de zin van is. Een theoloog kan volgens mij een heel boek schrijven over deze paradox maar ik heb nooit gezocht naar zo’n boek want ik vind het niet zo’n interessante vraag. Maar ik geloof dan ook niet in een god.
Iemand die gelooft moet toegeven dat zelfs ‘goede’ mensen veel ongeluk kunnen tegenkomen. Een gebouw kan instorten op een pasgeboren baby. Het is normaal dat je als gelovige nadenkt over wat dit betekent voor je geloof. Voor mij kan er dan precies nog altijd een almachtige en alwetende god bestaan die het beste met de mens voorheeft. Het is voor mij absurd om te denken dat veel gelovigen hier nog niet op een rationele manier hebben over nagedacht. Geloof is echt wel geloof en ook gelovigen kunnen rationeel nadenken én tegelijk geloven. Ook dus nadat ze hierover hebben nagedacht op een rationele manier.
Kierkegaard had het idee dat het geloof betekende dat je een sprong moest nemen in het geloof. In het Engels zeggen ze ‘a leap of faith’. Voor Kierkegaard hebben ze ongetwijfeld al gelijkaardige dingen gezegd.
Als gelovige neem je een sprong naar het paradoxale. Naar dingen die je niet rationeel kan uitleggen. Daarom ‘geloof’ je ook iets. Veel mensen denken iets te weten maar hebben daar precies niet echt over nagedacht. Het lijkt me correcter om te zeggen dat ze iets geloven.